De divergerende hoogte-contouren boven het gebied van interesse (CAPE-veld) tonen ons een diffluent patroon wat bevorderlijk is voor de opwaartse beweging. Als we de 500mb vorticitykaart bekijken zien we in het Noorden van Frankrijk een vort-max die zich tussen 15Z & 18Z richting het westen van België begeeft.
Indien wij in België onweersbuien zullen vinden is het beslist door de nadering van deze feature, waarbij de vorticiteit geadvecteerd wordt richting West-Vlaanderen. Het is dit vort-max die de motor aandrijft voor de opwaartse beweging en dus de buienvorming (PVA: positive vorticity advection).
In samenspraak met de PVA vinden we een curvende boundary langs het Westen van België en door Frankrijk te zien aan het Theta-E gradiënt. Deze luchtmassa dient als brandstof voor de buien en zal verantwoordelijk zijn voor de oriëntatie van de convectie (indien dit zich voordoet).
Deze boundary toont zich ook op het TPW (total precipitable water)- product waar we over de volledige diepte van de atmosfeer de totaal beschikbare waterhoeveelheid zien in mm.
De TPW-as toont dezelfde gelijkenissen als de Theta-E boundary, in die zin dat die ietwat diffuus is en ongedefiniëerd. Toch zien we een duidelijke TPW-plas. Buienvorming langs en in deze "poel" (de vermelde boundary) is dus een grote waarschijnlijkheid.
Alhoewel er geen noodweer wordt verwacht laat de hoeveelheid CAPE ons vermoeden dat deze buien niet zonder enige bliksemactiviteit zullen evolueren. Het is daarom niet ondenkbaar dat we bij nadering van de boundary & PVA in het westen en zuid-westen van België onweer kunnen zien.
De koers van het vort-max, de daarbijhorende PVA en de daadwerkelijke integriteit van de boundary (staart van een occlusie) zijn de spelers die al dan niet onweer zullen toelaten. Zoekend naar boundaries & vorticiteitsmaxima zijn de satelliet-loops (http://www.sat24.nl) uw vriend.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten