In de poll van nieuwe artikels voor de maand april had ik 3 keuzes opgesomd. De keuzes waren een artikel over het hodogram, de andere ging over multicels en de laatste over vorticiteit. Aangezien de vraag aan de lezers was welk artikel men graag eerst had gezien kwam deze verrassend als laatste. Dit artikel behandelt dus de vorticiteit in de atmosfeer en diens implicaties.
Ik hoop dat ieder1 een dosis inbeeldingsvermogen heeft, aangezien dit u kan helpen om de topics in deze blog-entry te begrijpen. Het is belangrijk om de aspecten die hier worden behandeld visueel in te beelden om zo een detailbeeld te genereren want zoals gezegd: vorticiteit & PVA is geen gemakkelijke topic. Toch... nu is het gedaan met de lezer op voorhand af te schrikken, want ik hoop dat ik zoals vorige blog-entries de aspecten gemakkelijker kan uitleggen dan ze klinken.
Vorticiteit op zich is een veel voorkomend meteorologisch fenomeen. Lage drukgebieden en hoge drukgebieden zijn in essentie een kern van vorticiteit, evenals tornado's, mesocyclonen, book-end vortices, mesovortices, orkanen,... We noemen deze oriëntatie de verticale vorticiteit. Verticaal omdat bij elk vermeld type vorticiteit de as van de vorticiteit verticaal is, terwijl de beweging zich voordoet in de horizontale richting (parallel met de grond).
Het andere oriëntatietype is dus deze over een horizontale as, waarin de spin verticaal is. Voorbeelden daarvan hebben we in eerdere artikels reeds behandeld zoals de barokliene vorticiteit langs een gustfront, de vorticiteit die opgewekt wordt door de verticale windschering in de atmosfeer, een outflowboundary,...
Zie hier een eerder gebruikte illustratie.
Zoals de orientatie van de vorticiteit (de vorticiteits-as) 2 componenten heeft: horizontaal en verticaal heeft de richting waarin de rotatie gebeurt ook 2 mogelijkheden. We spreken over positieve & negatieve vorticiteit. Neem uw rechterhand... Krul uw wijs, middel, ringvinger en pink in de richting van de rotatie. Als je dit toepast op die rol hierboven wijst uw duim ín het scherm bij wijze van spreken. In het geval van horizontale vorticiteit (onthoud: langs een horizontale as) geldt het volgende. Wijst uw duim naar links heb je postitieve vorticiteit. Wijst uw duim naar rechts: negatief.
Bij verticale vorticiteit (vorticiteit langs een verticale as) passen we terug die "rechterhand-regel" toe. Vingers in richting van de rotatie krullen... Wijst uw duim nu, i.p.v. naar links of rechts, omhoog heb je positieve vorticiteit zoals de rotatie van een lagedrukgebied. Als de duim naar beneden is gericht heb je negatieve vorticiteit (hogedrukgebied). Let op dat de rechterhand-regel toepasbaar is in de noordelijke hemisfeer.
Vorticiteit toont ons dus de spin in de atmosfeer en heeft ongeacht de oriëntatie een positieve of een negatieve zin. Positieve verticale vorticiteit is cyclonaal terwijl negatieve verticale vorticitieit anticyclonaal is (rechterhand regel). De richting waar de duim in wijst is de vorticiteits vector en het is deze vector die zowel de as als de vorticiteits-richting weergeeft.
Nu we weten wat vorticiteit eigenlijk inhoudt kunnen we iets dieper beginnen graven in het vorticiteitsverhaal. We hebben het in dit artikel dus eerder over de verticale vorticiteit dan deze over een horizontale as alhoewel voor horizontaal als verticaal dezefde principes gelden.
Het is belangrijk te weten hoe verticale vorticiteit kan opgewekt worden. In de meteorologie wordt vortictieit opgesplitst naargelang welke factoren in acht worden genomen. We spreken over relatieve vorticiteit wanneer we de 2 factoren daarvoor verantwoordelijk bekijken nl. de vorticiteit door de flow van een gas of vloeistof in een curve en/of deze door horiontale schering. Windschering werkt dus inderdaad niet enkel verticaal maar ook horizontaal.
Bovenstaande afbeelding toont dit passend. We kijken hier vanuit de lucht naar de grond, waarbij de bovenzijde het noorden is en de onderzijde het zuiden. De pijlen zijn een illustratie van de wind (windvectoren). We zien hier een rechte flow maar met een horizontale windschering aangezien zuidelijk de wind sterker is dan noordelijker. Het oranje rad zou dus beginnen spinnen en ons positieve vorticiteit tonen. Om een animatie te zien, verwijs ik jullie graag naar de Fastowarn Youtube page. (https://www.youtube.com/watch?v=s6_dViXkIgk).
Het wiskundig equivalent van deze situatie is
\[{\zeta _r} = \frac{{\Delta V}}{{\Delta x}} - \frac{{\Delta U}}{{\Delta y}}\]
Hier zien we in essentie dat de relatieve vorticiteit gelijk is aan het verschil tussen de verandering van het V component van de wind per verandering in x en hoe het U component van de wind per verandering in y verandert.
De tweede factor in de relatieve vortciteit is deze die opgewekt wordt door een flow in een curvend pad, zoals een lagedrukgebied. In dit geval wordt vorticiteit gegenereerd door de curve van het pad. Deze situatie kan evengoed gepaard gaan met horizontale windschering. Een voorbeeld daarvan vind je hier, waarbij de vorticiteit van het curvend pad en deze door de horizontale windschering mekaar aanvullen.
Ook hierover vind je een animatie terug op de Fastowarn Youtube page (https://www.youtube.com/watch?v=wEOY7OGzkMI).
Terug hier een wiskundig equivalent
\[{\zeta _r} = \frac{{\Delta M}}{{\Delta n}} - \frac{M}{R}\]
Hier is M de raaklijn langs het curvend pad en staat voor de windsnelheid terwijl de "n" staat voor de richtingspijl die in de richting van de vorticiteitskern wijst: dus het punt waarrond het luchtdeeltje circuleert en de R is de radius van het luchtdeeltje tot de kern.
Worden die 2 factoren samengevoegd krijgen we dus de relatieve vorticiteit. Bij deze vorticiteit wordt de coriolis-versnelling genegeerd, vandaar ook dat de relatieve vorticiteit eerder gebruikt wordt voor kleinere systemen en onweersbuien. Voegen we de coriolisversnelling toe aan het vorticiteitsverhaal vinden we de absolute vorticiteit.
\[{\zeta _a} = {\zeta _r} + {f_c}\]
\[{f_c} = 2\Omega \sin (\phi )\]
De coriolis parameter "fc" wordt aan de relatieve vorticiteit toegevoegd waarbij "fc" 2x de omwentelsnelheid "omega" is vermenigvuldigd met de sin van de hoek "phi" (latitude dus).
Deze 2 oorzaken voor verticale vorticiteit zijn met een simpele blik op weerkaarten te benaderen, dit op zowel de lage als hoge niveaus. Vinden we een windveld in een curvend pad weten we nu dat aan de binnenkant van de curve de sterkste vortictieit te vinden is. Aan de andere kant (de buitenkant van de curve) vinden we dan geen of negatieve vorticiteit.
Een kern van positieve vorticiteit wordt een vorticiteits-maximum (vort-max) genoemd terwijl negatieve vorticiteitskernen de term vorticiteits-minimum (vort-min) toegewezen krijgen. m.a.w. Je raadt het al: een lagedruk-kern is een vort-max terwijl een hogedruk-kern een vort-min is.
Op dit moment is het mogelijk dat je denkt "OK: allemaal leuk en zo... maar wat is het nut hiervan?" Wel...
Elke trog die in de meteorologie voorkomt is in essentie vorticiteit dus geeft vorticity maps ons de kans om trogpassages te zien, vóóraleer ze worden getekend door het KMI/KNMI, DWD of Metoffice.
Op bovenstaand voorbeeld zie je duidelijk enkele troggen, zowel de longwave trough als geheel met de aanhangende shortwaves die je kan herkennen aan de vorticiteitswaarden i.c.m. het 500mb hoogtecontourenveld. Overal waar je een kink ziet in de contouren vinden we een trog en natuurlijk de bijhorende vorticiteit.
Hierboven zie je de troggen en hun bijhorende vorticiteit aangeduid. Bekijk vooral de plooien in de contouren. Elke afbuiging is in principe een shortwave trough waarbij de vorticiteit die daarbij hoort zich vertaalt in het versterkte kleurenveld.
Vandaar het belang en de kracht van vorticity-maps in de meteorologie. Op zich al een sterke prestatie om dit te kunnen zien maar ook al is de verpakking mooi gepresenteerd... Wat er onder de verpakking zit is nog handiger dan men denkt. We graven dus nòg iets dieper.
Mensen die me kennen en al horen praten hebben over de meteorologie hebben dit verhaal al talloze keer gehoord, maar zonder dit is het onmogelijk om verder te gaan dus op voorhand zeg ik graag "Beste vrienden, geen nood: ik gebruik deze keer een andere analogie".
Alle grapjes opzij... Nu, iets over "de emmer van Newton"... Stel: je hebt een emmer en je vult die met water en hangt die op aan een touw. Wanneer je het touw begint te torsen tot je niet meer kunt en je laat na lange tijd de emmer los, gaat die emmer beginnen roteren.
Als er genoeg rotatie is van het systeem (de emmer) hebben we een vorticiteitskern in het midden van het water, met de vorticiteit die afneemt naar buiten toe door de frictie met de emmerwand. Het water-oppervlak wordt op dat moment concaaf. Hetzelfde vinden we in de meteorologie. Wanneer je een vorticiteitskern hebt op 500mb hoog, begint het 500mb vlak ook concaaf te worden in de nabijheid van het vort-max.
Dit gegeven heeft grote implicaties voor de situatie op 500mb. Net zoals bij de emmer waar de hoogte van het vort-max zich bevindt, verlaagt door de vorming van de concave feature de hoogte van de 500mb hoogte zich op de weerkaarten. Hoe sterker de vorticiteit hoe dieper deze val natuurlijk. (Doet de term "heightfall" die door Estofex soms gebruikt wordt geen belletje rinkelen?)
Op zich verklaart dat waarom troggen een "kink" vertonen in het 500mb hoogteveld omdat die plooi garant staat voor een lokale verlaging van de 500mb hoogte en zien we ook dat er bij elke trog daadwerkelijk vorticiteit is gemoeid.
We zien duidelijk dat de 500mb hoogte afneemt richting het vortmax en dat bij elke plooi in de 500mb hoogtecontouren vorticiteit is op te merken. Vergelijkt men dit met de eerdere afbeelding waar de troggen op staan zien we een sterke correlatie.
Dit brengt ons bij het fenomeen PVA of positieve vorticiteitsadvectie. Wanneer luchtdeeltjes door een gebied van vorticiteit trekken beginnen ze naar verloop van tijd zelf ook vorticiteit te ontwikkelen om in equilibrium te blijven aan hun omgevingsvorticiteit. Wanneer de luchtdeeltjes uit de vorticiteit trekken (zie onderstaande windvectoren) verplaatsen zij daardoor de vorticiteit in de richting van de wind.
Aangezien de vorticiteit hiedoor wordt geadvecteerd spreken we over vorticiteit-advectie: meerbepaald positieve vorticiteits-advectie want het is positieve vorticiteit die geadvecteerd wordt... PVA dus.
PVA is van groot belang voor de lift en trigger voor buien en het onderhoud van een lagedrukgebied. De reden wordt zodra duidelijk. Daarvoor moet een schema gemaakt worden en zullen we die naargelang de bespreking vordert aanvullen en/of aanpassen met de nodige annotaties.
We hebben reeds in een eerder artikel gezegd dat de atmosfeer ver verwijderd van storingen zich in hydrostatische balans bevindt. Dit is een balans tussen de PGF of "Pressure gradient force" die naar boven werkt en de aantrekkingskracht van de aarde die richting het aardoppervlak werkt. Dit is de reden dat we geen poel van gas hebben dicht bij het aardoppervlak en is tevens de reden waarom de aarde überhaupt een atmosfeer heeft.
We gaan vanaf dit principe verder en bekijken wat er gebeurt wanneer we PVA toevoegen in een gebied dat zich voorlopig in hydrostatische balans bevindt. We voegen dus schematisch een storing toe.
Dit is onze situatie in hydrostatische balans. We hebben een uniform 500mb veld die overal even hoog is... Opgelet: Het is een ideaalbeeld dus dit komt nooit in de praktijk zo voor, maar wegens simpliciteit doen we het toch zo.
De graviteit is hier dus in balans met de PGF en er is geen storing in de buurt.
Wat gebeurt er wanneer we PVA toevoegen in deze situatie? Wanneer we PVA introduceren vinden we op 1 zelfde locatie een klim in vorticiteit omdat er vorticiteit wordt geadvecteerd naar een plaats waar er voordien geen was. Hierdoor vinden we een verlaging van de 500mb hoogte en zien we als sleutelpunt dat de hydrostatische balans niet meer behouden wordt.
De PGF wordt sterker omdat het gradiënt tussen de grond en de 500mb hoogte groter wordt (de afstand tussen de 1000mb en de 500mb wordt kleiner) en de hydrostatische balans wordt hierdoor dus gebroken. Wat op zich een waterval van gebeurtenissen genereert die gepaard gaan met de opwaartse beweging die door de PVA wordt opgewekt.
We hebben ook reeds vermeld in een eerdere blog-entry dat de dikte van een atmosferische laag (zoals hier de 1000 - 500mb thickness of de 500mb hoogte) een reflectie is van de gemiddelde temperatuur in die laag. Hoe dikker de laag hoe warmer, en hoe dunner de laag hoe kouder.
Nu... Omwille van de verlaging van onze 500mb hoogte door de vorticiteit (emmer van Newton) zou er ook een reflectie moeten zijn in de zin van een verlaging van de gemiddelde temperatuur in die laag. Die laag moet dus afkoelen.
En wat is voor de natuur de gemakkelijkste manier om lucht af te koelen? De gemakkelijkste manier om lucht te koelen is om die naar een hogere hoogte te brengen. Die methode kost het minste moeite en het is die methode (adiabatische afkoeling) die de natuur kiest om de hydrostatische balans terug in evenwicht te krijgen.
Zoals een sneeuwbal-effect zien we hierdoor een stijgende lucht"kolom" waarbij de bijhorende convergentie & divergentie couplet te vinden zijn. Als er onderaan lucht verdwijnt in opwaartse richting moet die lucht terug worden opgevuld en krijgen we convergentie onderaan, die natuurlijk wordt bijgestaan door de divergentie bovenaan. En daar hebben we onze lift voor buien die aan een trogpassage zijn gelinkt.
Terwijl we de divergentie en convergentie-duo respectievelijk bovenaan en onderaan de luchtkolom vinden vinden we daartussen de LND of de "Level of Non Divergence". Hier vinden we enkel opwaartse beweging. Je zou de vraag kunnen stellen "Heb je bij de opwekking van latente warmte door de vorming van wolken geen warmteontwikkeling die deze afkoeling tegenwerkt"? Is een goede vraag trouwens...
Het antwoord daarop is een éénduidige "Ja", maar de het effect van de adiabatische afkoeling is nog steeds sterker dan de latent-heat release dus het netto-resultaat is nog steeds een afkoeling die het resultaat is van de opwaartse beweging.
Deze structuur is dus sterk analoog aan de vorming en het onderhoud van een lagedrukgebied met de convergentie onderaan en de bijhorende divergentie bovenaan. Vandaar ook dat wanneer een gebied van PVA boven een surface-low trekt dit laag versterkt wordt, of er ene creëert op plaatsen waar er geen is.
Dit is trouwens ook de oorzaak van de vorming van een extratropische cycloon met bijhorende fronten. Een shortwave (een trog: korte golf/kink in het 500mb hoogte patroon) met bijhorende vorticiteit trekt over een surface-boundary gekenmerkt door een temperatuurscontrast. Door de PVA wordt er een verticale opwaartse beweging opgewekt met onderaan in de kolom convergentie, divergentie bovenaan... en de extratropische cycloon wordt geboren.
De coriolis-versnelling treedt in werking en krijgen warmte advectie voor het laag uit terwijl we koude-advectie hebben achter het laag. Op die manier wordt het contrast in temperatuur sterker en sterker en krijgen onze surface fronts hun vorm en oriëntatie. De rest van het verhaal ondervinden we allemaal bij het weertype die typerend is voor de respectievelijke frontpassage.
Al bij al kunnen we om af te sluiten zeggen dat het begrip vorticiteit veelal aan de basis ligt van processen die zich in de lagere niveaus voordoen. Vandaar ook dat het van groot belang is om de 500mb kaarten te bekijken: meerbepaald de 500mb vorticiteit en diens advectie. Elke trogpassage gaat gepaard met enige hoeveelheid vorticiteitsadvectie.
De sterkte van de vorticiteitsadvectie is een functie van 2 dingen: de vorticiteit en de windsnelheid. Hebben we een intense vorticiteitskern maar die wordt aan een trage snelheid geadvecteerd kan de PVA even sterk zijn in de case wanneer de vorticiteit iets zwakker is maar aan een hogere windsnelheid geadvecteerd wordt.
De optimale situatie natuurlijk is een sterke vorticiteitskern die door een strak windmaximum wordt geadvecteerd waarbij PVA tot het maximum wordt gedreven.