zondag 6 april 2014

Buiensituatie 07 april 2014

De model berekeningen hinten op een potentiëel gestructureerde buienlijn die over West Europa wordt verwacht. De synoptische setup toont sterke gelijkenissen met dat van Johns in 1993, waarbij we in het oranje gebied de zwaarste buienactiviteit mogen verwachten. De gelijkenis met het TPW product is treffend.


Verwacht wordt dat er langs een Z-N tot ZZW-NNO georiënteerde convergentielijn een al dan niet onderbroken buienlijn zal vormen die zich in een NO richting zal begeven. Dit met een instabiliteit rond de 400-500J/kg op de piekwarmte hinten de weermodellen op onweersbuien. Zeker wanneer we de windschering in acht nemen. Erlangs en net voor de boundary uit zien we sterke signalen op gestructureerde buien aangegeven.

De locatie van de sterkste windprofielen verplaatst zich doorheen de dag van het noorden van Frankrijk, langs het westen en de noordelijke helft van België richting centraal, de zuid en oostelijke helft van Nederland. In die band zouden we volgens deze shearconfiguratie de sterkst gestructureerde buien moeten kunnen vinden.

15Z

18Z

Spiegelen we dit aan de verticale windschering zien we hinten van een shearmaximum boven het ZO van Nederland rond 18Z, wat hier geïllustreerd wordt.


De organisatie van de buienlijn vinden we in de sterke shearwaarden, met windschering die de 20m/s bereikt. De sterkte van de windschering en de hoek op de convergentielijn promoten een sterke kans op bowing-segmenten en onderbrekingen. Een LEWP- patroon is een waarschijnlijk scneraio, wat ook wordt toegekend aan het model van Johns in 1993. Mesovortices als geïsoleerde tornado's zijn best mogelijk aangezien er in de onderste niveaus sterke windschering aanwezig is.

We zien ook een duidelijke band van vorticiteit die richting het NO geadvecteerd wordt. Die PVA creëert opwaartse beweging dewelke zich boven de convergentie begeeft. we zien een sterke correlatie en supercpositie.


De windschering ondersteunt ook supercels. Afhankelijk van de trekrichting of een interactie met een outflowboundary is het mogelijk dat er supercellulaire processen aanwezig kunnen zijn. Een denkbaar scenario als een zuidelijke cel in haar levensduur een outflowboundary tegenkomt, nagelaten door een noorderbuur. Een heliciteiteswaardes van 150 m²/s² of zelfs hoger zijn niet ondenkbaar indien zij beginnen afwijken van hun buientraject. Hoe oostelijker een bui begint te trekken hoe sterkere heliciteit zij geniet met de meest optimale trekrihting richting het OZO tot ZO).

Vanwege hoek van de windshearvectoren op de boundary dienen we dus de trekrichting goed in de gaten te houden.

Al bij al vertaalt het grootste gevaar zich onder de vorm van een squall line of QLCS (quasi linear convective system), waarin de meer discrete cellen de beste structuur kunnen genieten wanneer zij een ongestoorde inflow kunnen injecteren.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten